Toen ik in 1960 bij Scheveningenradio in IJmuiden binnenstapte dacht ik van mezelf dat ik aardig kon seinen en opnemen. Dat viel aardig tegen!
Na een paar dagen aan de Philips ontvanger BX925 te zijn gekluisterd en razendsnel honderden telegrammen te hebben verwerkt, kwam ik er achter in feite een beginneling te zijn. Stel je voor ELKE dag acht uur achter elkaar seinen en opnemen! Hoe houdt een mens het vol. Als amateur maak je wel eens een CW QSO van een half uurtje, als er dan een beetje storing is maakt dat niet veel uit. Het gaat dan immers alleen maar om het sterkterapport en de kwintessens van het verhaal.
Op PCH lag de zaak echter heel anders. Elke letter en elk cijfer moest absoluut goed ontvangen cq verzonden worden en die nauwkeurigheid moest je elke dag, maar ook hele nachten opbrengen. Een beetje lummelen was er niet bij. Je zou misschien denken wie kan dat nou controleren? Nou, dat ging heel makkelijk, er was in die periode namelijk een directeur die vanuit zijn kantoortje zijn schapen aardig in toom hield. Met zijn telefoontoestel kon elke werktafel in de seinzaal afgeluisterd worden, dus alles wat er ontvangen en verzonden werd. Dit deed hij zeer frequent, alleen wist niemand wie het volgende slachtoffer zou worden tot dat je schriftelijk verzocht werd even bij hem langs te komen.
Het is mij ook een paar keer overkomen en dan stond ik bevend voor de directeur die dan declameerde: “Donderdag 1400 GMT, liet uw seinschrift te wensen over, plakkerig”. “Maandag 0900, draaide u te weinig over de aanroepfrequenties en maakte geen gebruik van de NZ antenne”.
Ik zal u vertellen wat dat gedoe met die antennes inhield. Voor elke band gebruikte PCH twee dipolen op een hoogte van 20 meter, dus in totaal 12 stuks voor de kortegolf ontvangst. Een dipool was NZ gespannen en de andere OW. Met een schakelaar naast de ontvanger kon de antenne gekozen worden. Nou was het echter zo dat in de NZ richting zelden iets te horen was en kwam de meeste traffic binnen op de OW dipool. Dit had tot gevolg dat een schip om de Zuid, dus bijvoorbeeld in de buurt van Kaapstad, uren moest roepen voordat hij uiteindelijk gehoord werd.
De directeur kreeg dan ook regelmatig stapels brieven met klachten van ontevreden scheepsmarconisten en het zal duidelijk zijn wie het dan uiteindelijk op zijn brood kreeg. De directeur, de man is reeds lang overleden, werd door iedereen gevreesd als de bonte hond.
Op buitenlandse kuststations mochten de telegrafisten hun eigen seinsleutels gebruiken, zoals een vibroplex, sidesweeper, of elbug maar dat kwam op PCH absoluut nicht im Frage. Op hoog PTT niveau was besloten om alle seinsleutels aan de tafels vast te schroeven en gemonteerd moesten zijn in koperen kastjes waar alleen de knop uitstak. Deze kastjes waren met een slot afgesloten. Het was absoluut verboden om bij de technische dienst het sleuteltje te lenen om de contacten op je eigen gevoel in te stellen. Afregelen naar eigen smaak was ten strengste verboden.
Het was in het begin wel even wennen, telegrafisten op schepen hebben immers de volledige vrijheid en kunnen in feite doen en laten wat ze willen. Op PCH lag dat even anders.
Toch heb ik er als reservetelegrafist een interessante tijd gehad. Voor mijn amateurloopbaan was het echter wel een doodklap, DX interesseert me geen fluit meer. Het is net als met een taartje, eentje is lekker, maar dozen vol gaan al gauw tegenstaan. Op PCH maakte ik op mijn slofjes elke dag dozijnen verbindingen met de verste en moeilijkst bereikbare plekjes op aarde; waarom zou ik dan thuis gaan zitten worstelen met een dx stationnetje?
Na jaren was hij terug in het stadje waar hij vroeger gewerkt had. Het zag er allemaal nog net zo uit als hij het in gedachten had alleen het grote statige gebouw was verdwenen. Hij dacht eerst dat hij zich misschien vergist had in de straat, maar dat bleek toch wel te kloppen. Toen hij een oudere man aanhield en er naar informeerde kreeg hij te horen dat het gebouw al enkelejaren geleden was afgebroken. De man vertelde uitvoerig dat hij er vlak voor de afbraak nog een enorme klus had moeten klaren. “Snap je zo’n directie” zei hij, ” eerst geven ze een enorm bedrag uit om iets te laten repareren en kort daarna laten ze het hele gebouw slopen. Je reinste geldverspilling”.
Het gebouw, opgetrokken uit rode baksteen, had er gestaan vanaf het begin van de eeuw. De entree was van glanzend grijs marmer en de deur van solide, dik eikenhout. Voor zo’n groot gebouw was de brievenbus maar een onopvallend gleufje. Een aanduiding of bedrijfsnaam ontbrak, afgezien van een klein zilverkleurig bordje met de tekst PTT. Dat was echter zo moeilijk te zien, dat maar weinig mensen wisten waar het gebouw voor diende.
Op de begane grond waren een paar ramen, als je naar binnen keek zag je stoffige stellingen waarin mappen lagen. Een enkele keer liep er een man in een grijze stofjas maar ook daaruit was verder niets op te maken. Op de tweede verdieping waren meer ramen en daarachter zag je mannen achter apparaten zitten.
Uit eigen ervaring wist de bezoeker van het stadje dat om in dat gebouw een baan te krijgen geen sinecure was geweest, afgezien van de vereiste diploma’s en een lange praktijkervaring herinnerde hij zich nog heel goed dat pas na een lang gesprek met de directeur en een psychologisch onderzoek hij zich uitverkoren had mogen voelen om daar aan de slag te gaan. Pas getrouwd en nog jong van jaren had hij er geen enkele moeite mee gehad om bijna altijd nachtdiensten te lopen.
De meeste personeelsleden waren oude mannen die hoewel zeer trots op “hun” bedrijf toch liever de nacht in het eigen warme bed doorbrachten dan van ’s avonds elf uur tot ’s morgens acht in die volkomen afgesloten zaal te werken. In verband met de airconditioning mocht er nooit een raam open en werden ’s avonds de gordijnen al vroeg gesloten. Men had liever geen pottenkijkers. Het stond hem nog bij als de dag van gisteren hoe moeilijk hij het tegen de morgen had om wakker te blijven. Hij had dan het liefst hard gillend door de lange lege gangen willen gaan hollen, maar dat mocht natuurlijk niet. Na zich afgemeld te hebben bij de chef liep hij dan zachtjes de zaal uit en kwam na een korte wandeling in de toiletruimte..
Een prachtig betegelde zaal, waar men wat de inrichting betrof niet op geld had gekeken. Aan de zijkant waren vier deuren met daarachter de toiletpotten, aan de tegenoverliggende wand stonden grote urinoirs, van een zachtgroen marmer. Om de handen te wassen waren prachtige wasbakken aangebracht met daarboven spiegels van geslepen glas. De gehele inrichting was in ZACHTGROEN uitgevoerd, niet alleen de toiletten en de wasbakken, ook de vloeren en muren. Alles bij elkaar een luxe die men nauwelijks in een dergelijk gebouw zou verwachten. Boven de wasbakken waren zware chromen zeepdispensers vastgeschroefd waaruit door een druk op de knop vloeibare zeep over je handen stroomde.
Hier had het incident plaatsgevonden dat hem na zo’n lange tijd nog glashelder voor ogen stond. Slaapdronken maar toch nieuwsgierig had hij aan de chromen bol gedraaid waar de zeep uit kwam. Het zware ding had waarschijnlijk al een beetje losgezeten en was door zeepresten nog extra glad geworden met als gevolg dat hij losschoot van de standaard, vervolgens met een enorme knal dwars door de wasbak schoot en met een daverende klap op de tegelvloer terecht kwam. De zeep spatte alle kanten uit. In het midden van het grote gat in de porseleinen wasbak stak de afvoerpijp als een opgewekte penis parmantig zijn kop op.
Met knikkende knieën liep hij terug naar de seinzaal waar hij de zaak voorzichtig uitlegde aan de chef. De man, die waarschijnlijk blij was dat er tijdens de eentonige nachtdienst iets bijzonders gebeurde, deed heel ernstig en zei “Ik hoop dat je een goeie verzekering hebt jongen, want dit gaat in de papieren lopen”.
De volgende dagen had hij vrij maar kon thuis geen rust vinden en was blij toen hij weer aan het werk moest. Toen hij in de seinzaal arriveerde werd hem onmiddellijk meegedeeld dat hij zich direct moest melden bij de directeur. De grijze functionaris sprak hem met een grafstem afkeurend toe, maar gezien de goede indruk die hij van zijn werk had zou hij er verder geen werk van maken mits zulke incidenten zich nooit meer zouden voordoen. De toiletruimte bleef een paar weken afgesloten, daarna gingen er arbeiders aan de slag en binnen een paar weken was de toiletinrichting geheel vernieuwd. Niet alleen de wasbak, maar het complete interieur inclusief de vloeren, wanden en het plafond. Alles was nu echter in GEEL uitgevoerd.
Een jaartje later werd het hele bedrijf verplaatst en het oude gebouw met de nieuwe licht gele toiletten gesloopt. Ach, bij de PTT keken ze niet op een paar dubbeltjes…
73, Bas.