In de jaren ’60 wilde Rijkswaterstaat het sluiseiland weer leeg hebben in verband met plannen voor uitbreiding van het sluizencomplex. Hoewel dit uiteindelijk niet doorging, was de directie wel blij met deze noodzakelijke verhuizing. Wie een bezoek had gebracht aan het gebouw begreep dat wel. Het kuststation barstte uit zijn jasje. Door de toename van de bedieningsapparatuur zaten de personeelsleden bijna bij elkaar op schoot.
Er werd weer over een nieuwe locatie nagedacht, zoals ook blijkt uit een melding in een jaarverslag uit die tijd.
“In januari werd aan de heer ISP KSR een plan ingezonden omtrent de beste wijze, waarop naar d.z.z. mening zou kunnen worden voorzien in het groeiende probleem van ruimtetekort […].”
In de nieuwe locatie moesten in ieder geval de temperatuurproblemen, zoals in een ander jaarverslag beschreven, tot het verleden behoren.
“Wegens een defect aan de welwaterpomp wordt de airconditioning thans tijdelijk gekoeld met water uit het Noordzeekanaal. Doordat de temperatuur hiervan belangrijk hoger is dan van het welwater, was de lucht in verschillende dienstvertrekken op vele dagen ondraaglijk warm.”
De eerste vraag was natuurlijk: waarheen? Na de bestudering van de mogelijkheden bleven er twee over; overbrenging van het station met antennes naar Petten of het betrekken van een nieuw gebouw in het centrum van IJmuiden. Petten genoot aanvankelijk de voorkeur omdat daar ook de bouw van een goed antennepark mogelijk was. De provinciale autoriteiten weigerden echter toestemming, zodat de keus op het centrum van IJmuiden viel.
Directeur Van Geel bemoeide zich in de laatste jaren voor zijn pensionering nog intensief met de indeling van het nieuwe gebouw naar ontwerp van architect K.L. Sijmons. Begin 1971 kon het gebouw betrokken worden. Om de communicatie niet te onderbreken, vond de verhuizing in twee fasen plaats. In de nacht van 1 op 2 februari werden de afdelingen Telegrafie en Landlijn verhuisd. Slecht twintig minuten werd het verkeer onderbroken en na veertig minuten kon de eerste verkeerslijst vanuit de nieuwbouw worden uitgezonden. Een maand later werd de afdeling Radiotelefonie overgebracht.
Op 17 november kon heel Nederland ’s avonds via het televisiejournaal zien hoe Kroonprinses Beatrix de officiële openingshandeling verrichtte. Zij drukte een seinsleutel tegen een miniatuur scheepsboeg, een ‘kunstwerk’ van de hand van de heer Ton Meesters.
Het nieuwe onderkomen was weliswaar veel ruimer, comfortabeler en vooral efficiënter, maar het was wel even wennen voor sommigen. Het gebouw op het Tweede Sluiseiland beantwoordde door de locatie en bouwwijze misschien wel aan het beeld van hoe een kuststation eruit hoort te zien. Het gebouw leek zelf enigszins op een schip. Het was bovendien omringd door water en voortdurend voeren er allerlei schepen langs. In ieder geval had de oude locatie een groot praktisch voordeel: de ontvangantennes stonden in de vrije ruimte dicht bij het gebouw. Bij het gebouw op het Marktplein was geen ruimte meer voor een dergelijk antennepark.
De bouw van een geheel nieuw kuststation bood natuurlijk ook gelegenheid de allerlaatste technische ontwikkelingen toe te passen. Wat het meest de aandacht trok, was de ontvangst op afstand.
De technici van PCH hadden samen met het Dr. Neher Laboratorium een unieke oplossing bedacht om de signalen van de ontvangantennes, die in Nederhorst Den Berg stonden, door te geven aan het gebouw op het Marktplein. De antennesignalen werden na filtering en bandtransformatie via een straalverbinding doorgegeven aan de PTT-straaltoren in de Haarlemse Waarderpolder. Vandaar werden de signalen doorgestraald naar een reusachtige hoornantenne op het dak van het nieuwe gebouw en rechtstreeks aan de ontvangers toegevoerd. Op het dak stonden behalve de paraboolantenne ook antennes voor het radiotelegrafieverkeer op de middengolf en een aantal reserve- en proefantennes. Voor het radiotelefonieverkeer op de middengolf werd gebruikgemaakt van ontvangers in Hoek van Holland en Appingedam.
Ruimte genoeg
De vierde etage bood volop ruimte voor de operationele dienst. In de seinzaal (Afdeling 1) stonden 17 bedientafels. Een lopende band verbond de tafels met de bladenkast waar in blauwe en gele kartonnen mapjes de telegrammen en verdere gegevens van schepen alfabetisch waren opgeborgen. Er stonden ook zeven tafels voor de TOR. In de telefoniezaal (Afdeling 3) stonden 15 korte- en middengolftafels en 10 operatorposities voor de marifoon. De Landlijnafdeling (Afdeling 2) besloeg een aparte zaal. De voornaamste werkzaamheden waren het verzenden en aannemen van telegrammen voor en van schepen. Daarnaast werden hier de verkeerslijsten en eenzijdige uitzendingen verzorgd.
Op de derde verdieping stond alle technische apparatuur en was natuurlijk tevens de Technische Dienst gehuisvest. De cursuslokalen en de administratie zaten op de vijfde etage en op de zesde bevonden zich het restaurant en een dakterras met uitzicht over de duinen van het Kennemerland.
De intrede van de ‘razendsnelle’ computer
In april 1972 kreeg PCH een computer die volgens de berichtgeving “zorgde voor een ongekend hoog tempo in de verkeersafwikkeling.” In deze computer werden de roepletters van schepen ingevoerd waarvoor telegrammen of gesprekken voorhanden waren. Zodra een telefoniste of telegrafist verbinding met een schip had, werden de roepletters op een klavier (elke tafel had er een) ingetoetst. Als er verkeer was, lichtte het lampje QTC (telegram) of GX (gesprek) op en klonk de bel van de telex bij de bladenkast. Het mapje met het telegram of ander verkeer werd dan via de lopende band naar de bedientafel van de aanvrager gestuurd.
De Digital computer bood echter nog meer bijzondere snufjes. Er zat een speciaal lampje ZL op elk klavier. Als dat ging branden kon het schip niet geholpen worden. Het stond op de Zwarte Lijst.
De computer maakte ook het samenstellen van de verkeerslijsten heel eenvoudig. Met een simpel commando rolde er een keurige ponsband uit de op de computer aangesloten telex met daarop alfabetisch de roepnamen van de schepen. Het bord waarop met kaartjes werd aangegeven voor welke schepen er verkeer was, kon naar het museum. Hiermee was PCH in 1972 het modernste station voor scheepsradioverkeer ter wereld.
Combitafels
Al in de jaren ’70 begon de druk op de directie van Scheveningen Radio toe te nemen om de kosten te drukken. De volledige automatisering van de TOR was daar een belangrijk resultaat van. Het laatste hoogstandje van de Technische Dienst was de Combitafel die in 1996 in gebruik werd genomen. Hiermee kon het handmatige telefonieverkeer zo efficiënt mogelijk verlopen. De bedientafels voor kortegolf, middengolf en marifonie werden gecombineerd op één tafel. Via touch-screens konden de verkeerssoorten door elkaar verwerkt worden.