Gedenkboek Het Wakend Oor

Van PCH naar Station 12

De bakermat van Station 12

In Den Haag wordt nog wel eens met verbazing gekeken naar en gepraat over het PCH-clubje in IJmuiden. Station 12 is heel anders dan het oude kuststation. Satellietcommunicatie is nu eenmaal een ander verhaal dan het seinen met morse of het handmatig doorverbinden van gesprekken. De romantiek is er af. Het contact met de scheepvaartwereld buiten, één van de charmes van PCH, is niet meer. Satellietcommunicatie is snel en doeltreffend, maar ook onpersoonlijk en clean.

De techniek heeft PCH links en rechts ingehaald. Radiocommunicatie verloopt soms moeizaam, vooral als een schip op volle zee slecht verbinding kan maken met het kuststation. En wat te denken van de wachttijden bij PCH als het heel erg druk was. Voormalige radio officieren op de grote vaart kunnen er nog smakelijk over vertellen: “Dan nam je contact op met Scheveningen Radio en hoorde je dat er nog twaalf wachtenden voor je waren. Na een half uur, drie kwartier was je aan de beurt. Intussen was ook je schip drie kwartier lang doorgevaren, en waren de signalen van PCH in de ruis verdwenen!” Wat is er dan mooier om gewoon een (satelliet)telefoon te pakken en zonder tussenpersoon verbinding te krijgen?

Dat neemt niet weg dat Scheveningen Radio/PCH in feite de bakermat is van Station 12. Dat valt al af te leiden uit een paragraaf van de Mission Statement van Station 12. “We offer innovative, reliable standard satellite services, supported by the portfolios of our parent company and our partners, whenever appropriate”, lijkt toch erg veel op de intentie waarmee Scheveningen Radio innovatief wilde zijn bij het verlenen van radiocommunicatiediensten. Maar er zijn meer overeenkomsten.

Evenals veel medewerkers van Scheveningen Radio heeft een aantal mensen van Station 12 een koopvaardij-achtergrond en dus kennis van de scheepvaart. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Station 12 in april 1991 begon met het aanbieden van zijn diensten in de regio’s met de belangrijke vaarroutes: de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan. Twee jaar later kon Station 12 zijn satellietdiensten wereldwijd aanbieden; net als Scheveningen Radio, maar met het belangrijke verschil dat de aanbieder van satellietcommunicatie niet alleen de scheepvaart van dienst is, maar ook het land- en luchtverkeer.

Van Marisat naar Inmarsat

In de ogen van iemand die op het einde van de twintigste eeuw leeft, was de satelliet-apparatuur in het begin van de jaren zeventig nog zwaar en log. Installaties waren weliswaar mobiel, maar nog volkomen ongeschikt voor bijvoorbeeld vrachtauto’s. De zware apparatuur was wél bruikbaar voor schepen. De scheepvaartwereld had vanzelfsprekend grote interesse voor de satelliet. Daarom begonnen rond 1970 de eerste experimenten met het nieuwe communicatiemiddel. Het Amerikaanse bedrijf Comsat was de eerste die in de markt sprong. Het ontwierp een systeem, Marisat, waarmee zonder tussenkomst van een kuststation én telefoon- én telexverbindingen tot stand gebracht konden worden. Telexverbindingen zijn (nog steeds) van groot belang in het internationale scheepvaartverkeer om het gevaar van Babylonische spraakverwarringen te voorkomen.

Het Marisat-systeem had een paar nadelen. Ten eerste waren er maar drie grondstations (in de VS: Southbury en Santa Paula, in Japan: Yamaguchi) die de hele wereld moesten bedienen. Daarnaast was Comsat de enige die het systeem leverde. De schepen moesten door Comsat worden toegelaten. Al het mobiele satellietverkeer moest via de Comsat-grondstations lopen en Comsat bepaalde de tarieven.

Het Amerikaanse bedrijf had een gat in de markt aangeboord maar daarmee ook een monopoliepositie veroverd. Dat deed anderen de wenkbrauwen fronsen.

De ontwikkelingen in de satellietcommunicatie werden op de voet gevolgd door de International Maritime Organization (IMO). Deze organisatie, die onder de Verenigde Naties valt, houdt zich bezig met allerlei zaken die de scheepvaart betreffen. De IMO bestaat uit een aantal ‘subcommittees’ die zich bezighouden met verschillende onderwerpen. Eén van deze afdelingen, de ‘sub-committee on radio communications’, houdt de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van communicatie in de gaten. In de jaren zeventig werd deze sub-commissie geconfronteerd met satellietcommunicatie. Het belang daarvan werd vrijwel meteen onderkend. Binnen de organisatie ontstond het initiatief om de maritieme satellietcommunicatie te internationaliseren. De vraag was, hoe dat moest. Het Amerikaanse Marisat-systeem kon niet zonder meer opgenomen worden, omdat het eigendom was van een privé-onderneming. Dat stuitte op politieke bezwaren. Daarnaast was de IMO niet blij met de dominante positie van Comsat vanwege het gebrek aan concurrentie. Op deze manier zouden de tarieven wel eens veel te hoog kunnen worden. De traditionele kuststations, zoals Scheveningen Radio, werkten immers wel concurrerend. De oplossing werd gevonden in de oprichting van een internationale organisatie: Inmarsat. Een aardig, voor Nederland niet onbelangrijk detail is dat PTT-topman Winkelman op dat moment voorzitter was van de IMO-subcommittee on radiocommunications. Het was voor een groot deel te danken aan de inzet van deze Winkelman dat het Inmarsat-verdrag van de grond kwam. Inmarsat werd in 1979 opgericht door 36 landen en kreeg als opdracht een organisatie te verzinnen waarin verschillende grondstations concurrerend zouden kunnen werken.

Inmarsat startte met drie satellieten die overgenomen werden van Comsat. (Wegens de toename van het verkeer nam Inmarsat in 1991 nog een vierde satelliet in gebruik.) Via deze satellieten zouden meerdere grondstations hun diensten gaan aanbieden. Voor de duidelijkheid: het was dus de bedoeling dat in de toekomst schepen zouden kunnen kiezen via welk grondstation ze de communicatie tot stand wilden brengen. Een paar jaar later was de organisatie gereed en kon de exploitatie beginnen. Nederland had aanvankelijk geen eigen grondstation. De PTT moest uitwijken naar het buitenland. Het Nederlandse telecomconcern kon kiezen uit grondstations in Groot-Brittannië, Noorwegen, Japan of de VS. Dat betekende automatisch dat de PTT voor de gesprekken moest betalen aan de buitenlandse ‘providers’. De PTT-directie in Den Haag ging daarom nadenken over een eigen grondstation. Dat zou lucratief worden naarmate het aantal verbindingen over de satelliet zou toenemen. Eind jaren tachtig, zo werd berekend, zouden de baten tegen de kosten opwegen. In april 1991 werden in het Friese Burum uiteindelijk een grondstation voor twee van de drie Inmarsat-satellieten in dienst gesteld. Het product werd in de markt gezet onder de naam Station 12, refererend aan de toegangscode tot ‘Burum’.

Station 12 begaf zich, zoals de concurrenten vreesden, in 1991 in de markt van satellietcommunicatie waarin anderen al de aanloopverliezen hadden moeten incasseren. “We kwamen dus op het juiste moment toen de markt was uitontwikkeld, en met de goede middelen.” Dat zegt oud-koopvaardijman en huidige salesmanager bij Station 12, drs. Adriaan van der Graaff nu. “Het aanbieden van satellietdiensten deden anderen ook wel, maar onze toegevoegde waarde was dat we direct een eigen grondstation hadden. Wat ook belangrijk was, dat we meteen dag en nacht open stonden voor het beantwoorden van vragen van onze klanten. Zo is de Help Desk ontstaan. Persoonlijke aandacht geven aan de klant zou een voor de hand liggende zaak moeten zijn, maar kennelijk waren wij daar vernieuwend mee. Je zou het een erfenis van Scheveningen Radio kunnen noemen, waar persoonlijke service altijd voorop heeft gestaan.”

Daarop reageerde de markt, al kregen en krijgen de sales managers de nieuwe klanten nog steeds niet cadeau. Ze reizen de hele wereld af om het ‘product Station 12’ aan de man te brengen. Daarbij richten ze zich niet alleen op de maritieme wereld, maar ook op de telecommunicatie operators zonder eigen grondstation en andere ondernemingen en instellingen.

Alle inspanningen hebben ertoe geleid dat Station 12 met een marktaandeel van circa 16 procent (in 1998) wereldwijd marktleider is in satellietcommunicatie. Eind 1991 was het omzetcijfer 10 miljoen gulden tegen 300 miljoen in 1998. Dat zegt iets over de groei van het station. Maar het betekent niet dat Station 12 op zijn lauweren kan rusten. Het moet om te beginnen proberen zijn marktaandeel te behouden en dat te verbreden, om vervolgens alert te zijn op hetgeen anderen aan dienstverlening kopiëren, en daarop anticiperen door ‘net een stapje harder te rennen’.

… En PCH … zij ploegde voort …

Intussen bleef PCH gewoon bestaan, al ging de opkomst van de satellietcommunicatie bepaald niet ongemerkt aan IJmuiden voorbij. Het verkeersaanbod nam dramatisch af. Alhoewel Scheveningen Radio in zekere zin dus het onmiddellijke slachtoffer was van de moderne techniek, kon het kuststation de PTT in commercieel opzicht nog goed van dienst zijn. Volgens ingenieur Wim Helwig, die vanaf het begin betrokken was bij de oprichting van het grondstation Burum, maakte Den Haag dankbaar gebruik van de klinkende reputatie van PCH: “Dat ging in de trant van: ‘wij hebben u altijd goed van dienst kunnen zijn met PCH. Dat kan nu ook met Inmarsat’.” PCH beschikte daarnaast over een groot bestand met potentiële klanten. Het kuststation speelde zo een belangrijk rol in de klantenwerving van Station 12.

PCH nam ook enkele praktische uitvoeringstaken over van Station 12. De PTT had bijvoorbeeld geen enkele ervaring in het versturen van rekeningen naar individuele buitenlandse klanten. Dit zogenoemde ‘billing system’ kwam daarom in IJmuiden terecht. IJmuiden kreeg ook een servicedesk voor klanten die gebruikmaakten van de satelliet. De PTT kreeg met name in het begin nogal wat vragen over satellietverbindingen en de kosten daarvan. Volgens Wim Helwig waren de technici in Burum “met alle respect”, niet geschikt voor het afhandelen daarvan. PCH had al een lange traditie van klantvriendelijkheid en was uitstekend in staat om de vragen naar tevredenheid te beantwoorden.

Vanuit Den Haag werd dus een beroep gedaan op Scheveningen Radio. Twee medewerkers van de vierkoppige groep die zich al had beziggehouden met onder meer de automatisering van de TOR en andere nieuwe systemen, gingen zich in de nieuwe materie verdiepen. Martin Krijnen liep drie weken lang op het grondstation Burum rond om kennis op te doen van de nieuwe techniek. “De berichten die ik daar zag passeren, kwamen mij wel bekend voor als PCH-man, maar de technici in Burum zei dat niet zo veel.” Vanaf dat moment vormde hij samen met Henk Geluk een helpdesk voor klanten. Aan deze begintijd denkt Martin Krijnen met plezier terug “al was het hard werken, want met ons tweeën waren we min of meer 24 uur per dag bereikbaar Er waren ook mensen die moeite hadden met de lossere werkverhoudingen. Oud-telefoniste en chef Corrie Verton wijst op het grote verschil dat er zat tussen het begin en het einde van haar loopbaan bij PCH: “Ik zeg nog steeds ‘meneer’ tegen oude chefs als ik ze tegenkom, al zijn ze van dezelfde leeftijd als ik. Toen ik zelf chef werd was ik ook ‘mevrouw’. Voor jongere collega’s ben ik dat nog steeds. Ik zou nu geen chef meer willen zijn.” Ans Jacké, die ook telefoniste en later chef van die afdeling was, zegt ongeveer hetzelfde. “De meisjes die bij ons binnenkwamen waren vaak nog maar 16 of 17 jaar oud. Dan riepen ze wel eens dat PCH wel een kleuterschool leek. Maar volgens mij waren die strenge regels ook wel nodig.”

Wat ook veranderde, was een alom-tegenwoordige directeur die over zijn personeel vaderde. Ans Jacké: “Toen ik bij PCH begon, liep meneer Van Geel elke dag een paar keer over de zalen om te kijken hoe druk het was. Ik had heel veel ontzag voor hem, durfde niet zomaar een praatje te maken. De managers van tegenwoordig zie je bijna niet meer. Die leiden PCH vanuit Den Haag.”

Intussen moest ook worden geprobeerd de kerntaken van PCH op zijn minst rendabel te maken. Adriaan van der Graaff: “Wij kregen de opdracht om Scheveningen Radio winstgevend te krijgen. Dat was geen gemakkelijke opgave. Scheveningen Radio viel onder de wet Telecommunicatie en de diensten werden als overheidstaak beschouwd, dus moest er een cultuuromslag worden gemaakt. Zo is de dienst ‘bellen met vliegtuigen’ ontstaan. Onze tweede opdracht was een businessplan te maken voor satellietdiensten, want iedereen zag wel dat conventionele radiodiensten steeds meer afnamen.”

De boodschap dat Scheveningen Radio marktgerichter moest worden, was misschien hard voor de vooral servicegerichte PCH-ers, maar werd in ieder geval gebracht door mensen die dezelfde taal spraken. Want dat waren de oud-opvarenden Van der Graaff, Rein Huijsman (hoofd Commerciële Zaken bij PCH en nu sales manager bij Station 12) en voormalig directeur Kust- en Scheepsradio (KSR) en directeur PCH Marten Boorsma. Zij moesten vertellen dat het roer bij Scheveningen Radio om moest in een periode waarin de relatief nieuwe Telex Over Radio (TOR) zijn hoogtepunt beleefde. Want in diezelfde periode werd, zo zegt Huijsman, “overduidelijk dat er zo langzamerhand geen behoefte meer was aan radioverbindingen.” Huijsman: “Dat hadden we vanaf 1983 al zien aankomen en eigenlijk hadden we commercieel gezien veel eerder moeten stoppen.”

Dat wordt bevestigd door Frits Schwing, lange tijd werkzaam voor de afdeling Kust- en Scheepsradio. Hij vertelt dat de PTT al in de jaren zeventig plannen had om de ‘dure’ telegrafisten te vervangen door machines. Belangrijk was de ontwikkeling van een volautomatisch Radio-Telexsysteem TOR). Kortom, wie zuiver bedrijfsmatig kijkt, kan bijna niet anders concluderen dan dat het kuststation al eerder zijn deuren had moeten sluiten.

Daarom komt onvermijdelijk de vraag boven hoe PCH het zo lang heeft kunnen uithouden. In de eerste plaats probeerden de PCH’ers te reageren op technische- en marktontwikkelingen door steeds nieuwe diensten aan te bieden. Het ‘bellen met vliegtuigen’ is daarvan een voorbeeld al gaat het in feite om een dienst die al in de jaren ’30 werd aangeboden, maar eind jaren ’80 vanzelfsprekend kwalitatief veel beter was door de verbeterde technieken. De luchtvaartmaatschappijen Transavia en Martinair maakten er gebruik van. In de praktijk bleek dat luchtvaartverkeer te snel was voor de conventionele radioverbindingen die Scheveningen Radio kon aanbieden. Deze dienst werd na verloop van tijd weer afgestoten.

Een ander manier om PCH financieel vlot te trekken was de invoering van tariefverhoging. IJmuiden wist dat vaak tegen te houden omdat de Ondernemingsraad van PCH een stem had in de besluitvorming hierover. Als de directie in Den Haag voorstelde om het versturen van telegrammen duurder te maken, leidde dat overigens ook vaak tot kamervragen. De arme zeeman moest immers toch een telegrammetje kunnen blijven sturen aan het thuisfront! De sympathiserende politici gingen daarbij wel voorbij aan het feit dat de ‘arme zeelieden’ waaraan gerefereerd werd, geen Nederlanders waren. De klanten van PCH bestonden hoofdzakelijk uit schepen uit Oost-Europa en andere goedkope-vlag-landen. De Nederlandse scheepvaartwereld was allang overgestapt naar de satelliet.

Toch gingen de forse tariefverhogingen door en wel met 135 procent. In tegenstelling tot wat de PCH’ers dachten, ‘slikte’ de markt die prijsverhoging. Volgens Van der Graaff gebeurde dat “omdat men niet om Scheveningen Radio heen kon.” Hij voegt daaraan toe dat de aloude ‘female touch’ van de radiotelefonistes van het kuststation een ‘marketing tool avant la lettre’ bleek te zijn.

De radiotelegrafisten aan boord van schepen horen liever een vrouwen- dan een mannenstem, zo was de ervaring die nog steeds opgeld doet. Daardoor en door de persoonlijke service kon Scheveningen Radio zijn prijs verhogen zonder dat klanten wegliepen.

Intussen nam het aanbod van telegrammen nog een paar keer flink toe door de sluiting van concurrerende buitenlandse kuststations. Ook dat remde de afbouw van Scheveningen Radio af.

Wat misschien wel de belangrijkste reden was voor het lange voortbestaan van PCH was, dat Den Haag IJmuiden een beetje uit het zicht verloor. In de jaren tachtig werd er nog op gehamerd dat PCH zijn rendement zou verhogen. Volgens Frits Schwing werd daarna de sturing van het hoofdkantoor op PCH minder, helemaal in de tijd dat het kuststation onder het district Haarlem viel. Den Haag was helemaal gefocust op Inmarsat. Voor IJmuiden bleef weinig aandacht over.

De ontwikkeling van de satelliettechniek is razendsnel gegaan. In de jaren zeventig stuitte men nog op problemen die nu nauwelijks voorstelbaar zijn. Satellietverkeer ging bijvoorbeeld in eerste instantie nog via een operator in de centrale. De tarieven waren namelijk zo hoog dat de tikkers in de centrale het niet bij konden houden. De gesprekskosten per minuut waren 30 gulden. De teller kon niet verder tikken dan ƒ18,-. Pas toen de tarieven verlaagd waren, werd alles geautomatiseerd.

Frits Schwing weet zich nog te herinneren dat het 100e Nederlandse schip werd uitgerust met satelliet-apparatuur. Dat werd uitgebreid gevierd in Katwijk. Er rolt nu geen schip meer van de helling af zonder Inmarsat.

De doelgroep van Station 12 is veel breder dan die van PCH. De Nederlandse service-provider houdt zich bepaald niet alleen bezig met de scheepvaart, maar met allerlei andere bedrijfstakken. Apparatuur die vroeger nog log en zwaar was, is nu zo compact dat deze geschikt is voor vrachtwagens en vliegtuigen. De beroemde Amerikaanse oorlogscorrespondent Peter Arnett zorgde voor de doorbraak van de landmobiele Inmarsat A-terminal tijdens de Golfoorlog van 1990. Arnett gebruikte de apparatuur voor zijn live-verslaggeving uit Bagdad toen daar de Amerikaanse bommen vielen. Ook de oorlogen in het voormalige Joegoslavië en in Rwanda legden de PTT wat dat betreft geen windeieren. Naast journalisten hebben ook de Verenigde Naties en organisaties als het Rode Kruis de satelliettelefoon ontdekt.

Station 12 is de natuurlijke opvolger van Scheveningen Radio. Schepen zijn vanwege veiligheidsredenen verplicht apparatuur aan boord te hebben. Ze zijn in theorie nog steeds vrij om te kiezen tussen conventionele- en satelliet-installaties. In de praktijk zal de keuze altijd uitkomen op de laatste. PCH heeft daardoor eenvoudigweg geen toekomst meer. Frits Schwing zegt het zo: “PCH is eigenlijk niet afgeschaft maar wel de conventionele apparatuur.”

Er zal nog wel eens weemoedig teruggeblikt worden op het oude kuststation in IJmuiden. De Operationele Dienst van PCH had contact met mensen, hun stemmingen en emoties. Zij proefden van de wereld die scheepvaart heet. Nu wordt niet meer meegeluisterd met gesprekken. Het enige contact tussen Station 12 en de klanten is de rekening.