Gedenkboek Het Wakend Oor Geschiedenis

Een onbekend station met krachtige seinen (tot 1905)

Marconi

In 1895 deed Guglielmo Marconi zijn eerste proeven met draadloze telegrafie. Daarbij slaagde hij erin een afstand van enige honderden meters te overbruggen. De gebruikte zendapparatuur zond korte of zelfs ultrakorte golven uit. Die waren namelijk gemakkelijk op te wekken met de vonkenbrug zoals die ook door Heinrich Hertz was gebruikt bij zijn experimenten in 1887. Zij hadden wel het bezwaar niet mee te buigen met de aarde. Dit had tot gevolg dat de zend- en de ontvangantenne elkaar moesten kunnen ‘zien’.

Dit veranderde toen Marconi ontdekte dat, door de vonkenbrug te verbinden met een antennedraad en een in de grond ingegraven metalen plaat, het bereik aanzienlijk kon worden vergroot. Op deze wijze werden langere golven opgewekt. Die buigen wel mee met de aarde, zodat grotere afstanden konden worden overbrugd.

In 1896 demonstreerde Marconi, die inmiddels was verhuisd naar Engeland, zijn apparatuur aan het General Post Office (GPO) in de buurt van Bristol. Het werd een succes. Het GPO zag in de radiotelegrafie echter vooral een potentiële concurrent voor de kabeltelegrafie. Het reageerde dan ook niet op een voorstel van Marconi om zijn uitvinding te kopen of samen met hem te exploiteren. Een hernieuwd aanbod onderging een zelfde lot. Daarop besloot Marconi een eigen onderneming op te richten, de Wireless Telegraph and Signal Company (WTSC). Deze werd in 1900 omgezet in de Marconi Wireless Telegraph Company en zal hier daarom consequent de Marconi Cy worden genoemd.

De Marconi Cy slaagde erin een betrouwbare draadloze verbinding tot stand te brengen tussen South Foreland aan de Engelse kust en Wimereux aan de Franse. De onderneming trad op als concurrent van het GPO dat de verbinding tussen Engeland en Frankrijk via de zeekabel exploiteerde. Verzending via die weg kostte meer dan via de Marconi Cy. Aangezien de berichtgeving van en naar South Foreland over de lijnen van het GPO liep, had dit het in zijn macht vertraging in de berichtgeving via de Marconi Cy te laten optreden. Daaraan werd door gebruikers zwaar getild, omdat verreweg de meeste telegrammen een zakelijk karakter hadden, zodat kosten minder belangrijk waren dan snelheid.

Om zich te kunnen handhaven, was de Marconi Cy dus wel gedwongen zich te richten op een geheel nieuw terrein, de maritieme communicatie.

Monopolie-praktijken

Het is heel goed mogelijk dat de negatieve ervaringen met het GPO Marconi en zijn onderneming bij voortduring lieten streven naar het verkrijgen en behouden van een machtspositie. Marconi liet consequent alle bedachte vernieuwingen en uitvindingen patenteren. Dit leverde de onderneming in een aantal gevallen veel geld op. Het machtsstreven komt wel het duidelijkst tot uiting in het verbod van verkeer tussen met een Marconi-installatie uitgeruste stations en stations met andere apparatuur. Hoe ver men dit doordreef, laat het volgende voorbeeld zien: een Amerikaans schip dat op weg was naar een scheepswrak op de Atlantische Oceaan vroeg een Duits schip of dit het wrak had waargenomen; de Duitser weigerde echter te antwoorden, omdat de Amerikaan geen apparatuur van Marconi gebruikte. Dit kon zo gemakkelijk worden doorgevoerd, omdat de apparatuur aan boord van de schepen werd bediend door een man die in dienst was van de Marcony Cy of een daarmee verbonden onderneming. Niet voor niets heetten zij marconisten …

De weigering van verkeer met niet-Marconi-stations gaf aanleiding tot veel irritatie. Veel landen zagen er een bewijs in, dat Engeland behalve de zeekabeltelegrafie ook de radiotelegrafie in handen wilde hebben. Dit gold zeker ook voor Nederland dat, onder andere als gevolg van de Boerenoorlogen, hoe dan ook weinig op had met het ‘perfide Albion’.

Veel belangstelling voor radiotelegrafie bestond hier overigens niet. Ons land beschikte over een goed net van telegraaflijnen en -kabels, dat reikte tot in de uithoeken van het rijk. Zo waren bijvoorbeeld ook de Waddeneilanden direct per telegraaf bereikbaar. Bovendien onderkende men in de radiotelegrafie een potentiële concurrent voor de lijntelegrafie. Daar zat niemand op te wachten, omdat de Rijkstelegraaf toch al een negatief exploitatiesaldo opleverde.

Het is dan ook niet verwonderlijk, dat negatief werd gereageerd op een verzoek van de verzekeringmaatschappij Lloyds of London om een radiotelegrafische verbinding tot stand te mogen brengen tussen het lichtschip Maas voor de monding van de Nieuwe Waterweg en Hoek van Holland. De apparatuur zou worden geleverd door de Marconi Cy en alle kosten kwamen voor rekening van Lloyds. Zo’n verbinding was interessant voor deze onderneming, omdat de gegevens over in- en uitgaande schepen dan eerder in Londen bekend zouden zijn.

De afwijzende reactie op het verzoek van Lloyds betekende niet dat de radiotelegrafie voor de overheid had afgedaan. Zij stelde begin 1899 een commissie in, die moest onderzoeken of een verbinding tussen Hoek van Holland en de Maas mogelijk was, hoe die eventueel moest worden ingericht en welke kosten dit met zich mee zou brengen. In de commissie hadden de PTT, het Loodswezen en de Waterstaat ieder een vertegenwoordiger; het vierde lid, dr. Bleekrode, was leraar natuurkunde in Den Haag en – als enige – min of meer bekend met de theoretische grondslagen van radiotelegrafie.

De commissie begon haar werkzaamheden met een studiereis naar Engeland, naar … de Marconi Cy. Zij raakte in South Foreland diep onder de indruk van de kwaliteit van de verbinding met het lichtschip East Goodwin, dat zeventien kilometer verderop in het Kanaal lag. Dit overtuigde de commissie dat een soortgelijke verbinding tussen Hoek van Holland en de Maas mogelijk was. Besprekingen met de Marconi Cy leidden ertoe dat deze twee zenders en ontvangers zou leveren en installeren voor 3.500,- gulden. De jaarlijkse exploitatiekosten van zo’n verbinding werden op 400,- gulden begroot.

Er was duidelijk sprake van een misverstand tussen de commissie en de Marconi Cy. In het kader van haar monopoliestreven verkocht de laatste geen apparatuur, maar verhuurde die slechts. Dit bleek toen de Nederlandse autoriteiten de overeenkomst wilden bekrachtigen. De Marconi Cy verlangde nu naast het bedrag ineens nog een jaarlijkse uitkering van twaalfhonderd pond. Dit werd van Nederlandse zijde afgewezen en daarmee was de overeenkomst van de baan.

Strijd

Toch wenste men een verbinding tot stand te brengen. Daarvoor konden de Nederlanders terecht bij twee ondernemingen: de Duitse Slaby-Arbo en de Franse Ducretet. De apparatuur van de eerste was in technisch opzicht verder ontwikkeld, maar de Rijkstelegraaf had in het verleden toestellen gekocht bij de tweede, die bovendien al radio-apparatuur leverde aan de Franse marine. Toen ook demonstraties in Parijs goed verliepen, stond niets een contract met Ducretet meer in de weg.

Het duurde echter anderhalf jaar eer de Fransen de apparatuur leverden. Aangezien zij geen hulp verleenden bij de installatie, ging daar als gevolg van allerlei moeilijkheden ook nog de nodige tijd mee heen. Weliswaar had men in de tussenliggende periode de mast van de Maas verlengd tot 32 meter en in Hoek van Holland voor een keet van Waterstaat een 40 meter hoge antenne, of – zoals dat toen heette – vangdraad opgericht, maar het ophangen van de antennes aan boord van het schip leverde nog de nodige hoofdbrekens op. Het duurde tot 1901 voor de proefnemingen goed op gang kwamen.

In die tussentijd had ook de Marconi Cy weer van zich laten horen. Eind 1900 vroeg zij via een dochteronderneming een concessie voor radiografisch verkeer van de kust naar zee en een half jaar later verzocht zij toestemming op particulier terrein een post voor radiotelegrafie te mogen vestigen. Het is niet duidelijk waarom de onderneming om toestemming vroeg: de Telegraafwet van 1852 stelde wel vast dat die voor telegrafisch verkeer nodig was, maar die wet beperkte zich uitdrukkelijk tot lijntelegrafie. In beide gevallen wees de overheid het verzoek af.

In maart 1902 vroeg een Belgische onderneming, die voor de landen op het Europese vasteland en hun koloniën de rechten op de Marconipatenten had verworven, voor dertig jaar een monopolie voor radiotelegrafisch verkeer in ons land en de koloniën. Zij stelde onder andere als voorwaarde, dat zij de dienstuitvoering en de tarieven zonder inmenging mocht regelen, terwijl de staat voor de gebouwen en het personeel moest zorgen. Alle opbrengsten tenslotte zouden ten goede komen aan de onderneming. Gezien de gestelde voorwaarden, zal het niet verbazen dat ook dit voorstel werd afgewezen.

Zoals gezegd, mocht het Belgische bedrijf de Marconipatenten ook uitbaten in de koloniën. Dit bracht het in conflict met de directeur van de Algemene Handel en Cultuur Maatschappij, A. Weiss, die een contract had afgesloten met nota bene de Marconi Cy zelf voor het verbinden van de eilanden in Nederlands-Indië. Als ondersteuning van zijn verzoek aan de gouverneur-generaal voor een concessie had hij met de Koninklijke Marine afgesproken, dat eind april een proefverbinding zou worden gemaakt tussen het pantserschip Evertsen en Scheveningen. Daartoe zouden aan boord van het schip en op de pier een zend- en ontvanginstallatie worden geïnstalleerd door de Marconi Cy. De proef, waarbij een afstand van vijftig zeemijlen werd overbrugd, slaagde uitstekend. Dat mag althans worden geconcludeerd uit het feit, dat de seintekens werden ontvangen op de Maas.

Achterstand

Met de communicatie tussen het lichtschip en Hoek van Holland wilde het intussen niet vlotten. Vanaf het begin gaf met name de ontvanger aan boord van de Maas problemen. Zodra het schip als gevolg van de deining begon te slingeren, functioneerde het relais dat de schakel vormde tussen het ontvangtoestel en de Morseschrijver, niet goed. Wat men ook probeerde, echt helpen deed het niet. Ten einde raad stuurde men ze op naar Ducretet. Dat had wèl resultaat en nadat ze weer waren geïnstalleerd, verliep de berichtgeving veel beter. Eind 1902 kon de commissie dan ook haar eindrapport indienen. Zij stelde daarin vast, dat radiotelegrafie goed mogelijk was, dat de apparatuur van Ducretet veel te wensen overliet en dat de ophanging van de antennes aan boord aan allerlei eisen moest voldoen. Vanaf het moment dat dit mogelijk was door een grote verbouwing aan het schip werden inderdaad betere resultaten geboekt. De moeizame overbrugging van een afstand van vijftien kilometer stak echter schril af tegen de resultaten die Marconi wist te bereiken, waarbij hij in december 1901 de Atlantische Oceaan wist te overbruggen, een afstand van zo’n 2500 kilometer!

De verbinding tussen Hoek van Holland en de Maas bleef nog tot 1912 bestaan; het bleef een besloten verbinding, waarvan het beheer berustte bij de Marine.

In het najaar van 1903 verscheen ook de Marconi Cy weer ten tonele. Een lid van het Engelse Hogerhuis stelde voor in Scheveningen een station voor radiotelegrafisch verkeer met schepen in te laten richten door deze onderneming of door Lloyds. Naar goed Nederlands gebruik werd een commissie ingesteld, die tot de conclusie kwam dat voorlopig niet op het verzoek moest worden ingegaan. Op initiatief van Duitsland werd een internationaal geldende regeling voorbereid ten aanzien van radiotelegrafie. Zich nu binden aan de Marconi Cy was daarom niet verstandig. De commissie sloot zelfs niet uit, dat het Engelse voorstel juist was gedaan om de onderneming een sterke positie te verschaffen wanneer die internationale regeling er kwam.

Desalniettemin kwam op 9 februari 1904 een radiotelegrafische verbinding tussen Nederland en Engeland tot stand. De hierboven al genoemde Weiss had aan de Overtoom in Amsterdam een station opgericht dat correspondeerde met een station van de Marconi Cy in Engeland. Eén van de gebruikers van deze eerste commerciële openbare draadloze verbinding tussen Engeland en het continent was het Algemeen Handelsblad.

Verbieden van deze verbinding was niet mogelijk, aangezien de bestaande wetgeving zich zoals gezegd beperkte tot lijntelegrafie. Toen de overheid, om op de hoogte te blijven van de gewisselde berichten, aan de (besloten) radiotelegraafstations van de Marine en de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) verzocht de telegrammen op te nemen, kon daaraan niet worden voldaan omdat de apparatuur de seinen onvoldoende waarnam. Een illustratie voor de achterstand van de radiotelegrafie in ons land!

Lang heeft de verbinding niet bestaan. Op 1 maart werd een nieuwe wet van kracht, die ook voor openbaar draadloos verkeer een vergunning noodzakelijk maakte. Weiss trachtte de verbinding te redden door haar een besloten karakter te geven: zij functioneerde nog uitsluitend ten behoeve van het Algemeen Handelsblad. Dit deed echter veel af aan haar waarde. Na de totstandkoming van nieuwe wetgeving in Engeland verdween de verbinding volledig.

Druk was het niet

De nieuwe wetgeving ging uit van staatsexploitatie van de telegrafie, ook de draadloze. Ter voorbereiding daarvan werden in het najaar van 1903 medewerkers van de PTT naar het buitenland gestuurd om te onderzoeken welke apparatuur het best kon worden gebruikt. De keuze viel uiteindelijk op die van de Duitse Gesellschaft für Drahtlose Telegraphie (later omgedoopt in Telefunken). Er werden twee zenders aangeschaft: een sterke die duizend kilometer kon overbruggen en een zwakkere die tweehonderd kilometer haalde. Deze laatste zou als reserve dienen. De zender was door Telefunken dusdanig veranderd ten opzichte van wat Marconi had ontwikkeld, dat de zendgolf een veel kleinere bandbreedte in beslag nam. Andere zenders werden dus minder gestoord. Ook de ontvanger was sterk verbeterd: moest vroeger om op een andere frequentie af te stemmen de hele antenne worden verlengd of ingekort, nu behoefde men daarvoor slechts een glijcontact te verschuiven. Bovendien konden de ontvangen signalen via een telefoon worden beluisterd. Dit was van belang omdat alleen het gehoor van een ervaren telegrafist het gekraak van atmosferische storingen kon onderscheiden van de eigenlijke zendsignalen.

De zender werd opgericht op een stuk grond van de gemeente Den Haag vlak bij de haven van Scheveningen. Er stond al een houten gebouwtje waarin het station kon worden gevestigd. Dit gebouw moest worden aangepast, er diende een loodsje te worden gezet ten behoeve van het aggregaat voor de stroom en er moesten twee palen worden gezet om de antenne tussen te spannen; totale kosten: duizend gulden.

Op 17 september 1904 begon men met de proefuitzendingen. Die leidden direct tot een confrontatie met de Marine. Die deed namelijk ook proeven met radiotelegrafie; proeven waarover zij de PTT steeds op de hoogte hield en waarbij vertegenwoordigers van die dienst ook vaak aanwezig waren. Dit verkeer werd nu gestoord door “krachtige seinen, afkomstig van een onbekend station, dat, naar alle waarschijnlijkheid, zich nabij Scheveningen bevond”. Op last van de betrokken ministers werd daarop een ‘commissie voor draadlooze telegrafie’ ingesteld, waarin zowel medewerkers van de PTT als van de Marine zitting hadden.

De proeven werden een groot succes. In november liet de PTT een aantal Nederlandse reders weten, dat zij het station bij wijze van proef ook open wilde stellen voor openbaar verkeer. Op 19 december ging het bijtelegraafkantoor Scheveningen Haven (vandaar de roepletters SCH) officieel in bedrijf. Daarmee was ons land een van de eerste Europese landen met een rijkskuststation voor openbaar verkeer. Voorlopig behoefde voor het overbrengen van een telegram tussen het bijkantoor en het schip niet te worden betaald; er werd gedaan alsof het bericht afkomstig was van of bestemd voor Scheveningen.

De verkeersomvang bleef in de beginperiode beperkt. Daar was de personeelsomvang ook op ingesteld: doorgaans deed slechts één exploitatief medewerker tegelijk dienst. Eén hunner herinnerde zich in 1954: “Neen, druk was het niet in de aether. Er gingen uren voorbij, waarin geen enkel seinteken hoorbaar was. De schepen van de Holland Amerika Lijn, zoals de Noordam [het eerste Nederlandse schip met een radio-installatie aan boord; G.H.] en enkele andere, waren met een Marconi-installatie uitgerust en mochten dus met ons niet werken, gaven zelfs geen antwoord wanneer wij ze riepen. Wel werd gewerkt met de ‘Cap Blanco’ en ‘Cap Ortegal’ van de Hamburg-Südamerika Linie, wanneer die passeerden en af en toe met Marineschepen. Er was tijd genoeg om dagelijks een volledig rapport aan de Directeur-generaal in te zenden, waarin o.a. alle gemaakte verbindingen vermeld moesten worden.”

De eerste officiële storing van het verkeer vond plaats op 24 februari 1905. Ditmaal was het de Marine die de PTT dwars zat. Het radiotelegraafstation van de Marine in Amsterdam stoorde het verkeer met Scheveningen Haven uitgerekend op het moment dat dit in contact stond met het jacht van de Duitse keizer!