Gedenkboek Het Wakend Oor Geschiedenis

A small country with a loud voice (1945-1971)

Net voor de inval van de Duitsers maakten veel schepen in de Nederlandse havens zich nog snel uit de voeten. Bemanningsleden die op verlof waren werd opgeroepen om uit te varen voordat de bezetter zou arriveren. Voor de bemanning van Nederlandse koopvaardij- en Marine-schepen werd vijf jaar lang abrupt het contact met thuis verbroken. Nederlandse schepen kregen een thuishaven in een geallieerd land.
Henk Esmeijer, die na de oorlog bij Scheveningen Radio kwam werken was tijdens de oorlog radio-officier. In een gedicht beschreef hij zijn gevoelens tijdens de oorlogsjaren op zee.

Herstel

Verwelkomd door vele Engelse kuststations klonken op 29 juni 1945 voor het eerst de letters PCH weer op de 500 kHz, de internationale nood- en aanroepfrequentie. De inspanningen die het gekost heeft om zo snel na de bevrijding weer in de lucht te komen, zijn onvoorstelbaar. De regio IJmuiden had sterk te lijden gehad tijdens de oorlog en de infrastructuur van het vooroorlogse Scheveningen Radio bestond niet meer. De zenders en antennes in Scheveningen waren grotendeels verwoest.

Het is te danken aan mannen als Van Geel, Das en Van der Harst dat er al snel een locatie aan de Houtmanstraat kon worden betrokken. Zij zorgden er ook voor dat de van alle kanten terugkerende medewerkers gehuisvest konden worden. Een geluk was dat in het Centrale Magazijn in Den Haag nog twee zenders van PCH bewaard waren gebleven die zorgvuldig aan het oog van de Duitsers waren onttrokken. In korte tijd werden alle diensten zoals die voor de oorlog bestonden weer operationeel.

De visserijgolf kreeg een primeur: tussen de brommerige mannenstemmen die vanouds het beeld in de telefonie bepaalden, klonk af en toe een heldere damesstem waar met veel interesse naar werd geluisterd. Scheveningen Radio had z’n eerste radiotelefoniste in dienst. Velen zouden volgen.

Een apart probleem was het telegrafieverkeer op de kortegolf omdat geen apparatuur op het kuststation meer aanwezig was. Een helpende hand kwam van Radio Holland. Scheveningen Radio mocht gebruikmaken van de zend- en ontvanginstallaties aan boord van schepen die voor reparatie in de haven van Amsterdam lagen.

Op het zendstation in Scheveningen werden steeds meer zenders in dienst gesteld en ook de verbindingen via het vaste telegraaf- en telefoonnet met het achterland kwamen weer in bedrijf. Nederland kon weer communiceren met z’n vloot.

Aan de groei van de verkeerscijfers in de maanden vlak na de oorlog valt te zien hoe snel het kuststation groeide. In november 1945 was het aantal telegrammen weer even hoog als voor de oorlog.

Aantal telegrammen juni-november 1945

Maand Volbetaalde
telegrammen SLT’S
(brieftelegrammen)
juni 8
juli 142
aug 258
sept. 622 10
okt. 1480 116
nov. 2922 978

De directeur van het kuststation was dan ook wel een beetje trots op de in zo korte tijd behaalde resultaten. Hij schrijft hierover aan de Inspecteur der Kust en Scheepsradiotelegrafie te ‘s-Gravenhage het volgende: “Met gepaste voldoening mag worden geconstateerd, dat de dienst van het kuststation (waarschijnlijk het door den oorlog meest ontredderde onderdeel van PTT) zich ondanks de buitengewone moeilijkheden, zoowel technisch als exploitatief op verrassend snelle wijze heeft weten te herstellen, en wat dat betreft iedere vergelijking met bijv. de lijntelegraafdienst of den binnenlandsche postdienst glansrijk kan doorstaan.” De maritieme radiodiensten zaten dus weer in de lift en het jaar 1945 kon met tevredenheid worden afgesloten.

Overigens werd in hetzelfde jaar een concept beschreven, dat in de toekomst het einde zou betekenen voor wat nu de conventionele radiodienst heet. De Britse science-fiction schrijver Arthur C. Clarke publiceerde in het tijdschrift ‘Wireless World’ een beroemd geworden artikel waarin hij beschrijft hoe een satelliet op 36.000 km hoogte vanaf de aarde bezien stil lijkt te hangen. Met drie van zulke ‘stations’ (satellieten), uitgerust met zend- en ontvangapparatuur, zou het mogelijk zijn een communicatienet op te zetten dat de hele aarde zou bedekken. Nauwkeurig wordt ingegaan op de te gebruiken zeer hoge frequenties, het gebruik van paraboolantennes, beamantennes en de stroomvoorziening door middel van zonne-energie, toen nog een hersenspinsel. De beste raket van de Duitser Werner von Braun haalde nog maar de helft van de snelheid die nodig was om los te komen van de aardse zwaartekracht. Maar toch …

Het Tweede Sluiseiland

De eerste jaren na de oorlog waren een periode waarin op het ontvangstation in de Houtmanstraat gelijke tred moest worden gehouden met het economisch herstel. PCH moest een antwoord vinden op de snel toenemende vraag naar communicatie met Nederlandse en buitenlandse schepen waar dan ook ter wereld. Met name de kortegolftelefonie moest zo snel mogelijk van de grond komen wat, na een aanloopperiode, in 1950 ook gebeurde. Dit betekende meer zenders, meer ontvangers, meer lijnen, kortom meer infrastructuur en meer bedienend personeel.

Voor de technische mensen in IJmuiden was het een ware uitdaging elke dag de vele problemen op te lossen. Bedieningstafels moesten worden ingericht, de Hallicrafter HRO ontvangers voorzien van bandspreiding, problemen bij de antenne-splitversterkers oplossen, defecten in het lichtnet verhelpen, modulatiedieptemeters aanbrengen, enzovoorts.

Ook de technici van de zendstations Kootwijk en Scheveningen droegen hun steentje bij. Zij werkten, om in vaktermen te blijven, onder hoogspanning. Zij bouwden met groot enthousiasme in snel tempo zenders en installeerden de antennes. Hun inzet maakte de snelle groei van het kuststation na de oorlog mogelijk.

De resultaten kwamen precies op tijd. Tijdens de politionele acties in Indonesië ontstond druk scheepvaartverkeer tussen Nederland en zijn kolonie. Troepentransportschepen en schepen met repatrianten voeren tussen beide landen heen en weer. Later kwamen de passagiersschepen die emigranten vervoerden. En al hun radioverkeer liep via Scheveningen Radio.

De snelle groei van het kuststation zorgde er echter ook voor dat de medewerk(st)ers in de Houtmanstraat al snel als haringen in een ton kwamen te zitten. Gelukkig voor hen was het zoeken naar een andere locatie al in een vroeg stadium begonnen.

De ideale plek werd gevonden op het Tweede Sluiseiland in IJmuiden. In oktober 1949 ging daar de eerste spade in de grond en op 18 november 1951 was het nieuwe kuststation operationeel. Scheveningen Radio beschikte over een gloednieuw kuststation dat een zee van ruimte bood aan de afdelingen Radiotelegrafie, Radiotelefonie, de Landlijnafdeling – waar berichten van en voor de schepen verder werden behandeld -, de Technische Dienst, de kantine, de afdeling Opleidingen, de administratie en de directie.

In de kelder van het gebouw kwamen de kabels van de ontvangantennes binnen en er stond een noodaggregaat dat bij stroomuitval binnen zes seconden de stroomvoorziening kon overnemen.

De jaren op het Tweede Sluiseiland waren voor het kuststation in vele opzichten een vruchtbare tijd. De kinderziekten van de nieuwe behuizing, gevolg van de in recordtempo uitgevoerde bouw, werden grotendeels overwonnen, maar één ongemak bleek helaas chronisch te zijn: de gebrekkige temperatuurregeling. Tocht, te warm, te koud, het waren situaties die het personeel van Scheveningen Radio over het algemeen gelaten over zich liet komen. Was het te koud, dan haalde men een extra trui of sjaal tevoorschijn; was het te warm, dan ging de ventilator aan. De ramen konden niet open want dat ontregelde de luchtbehandeling en bovendien zou de zilte buitenlucht de gevoelige apparatuur aantasten.

Het radiotelegrafieverkeer nam snel toe, maar verbazingwekkender was de groei van het radiotelefonieverkeer. Het ene record na het andere sneuvelde. Ook in het buitenland viel de groei van dit verkeer via Scheveningen Radio op. Het Amerikaanse blad ‘Radio Officers News’ betitelde PCH als “a loud voice from a small country.”

In de ‘Statistique Générale des Radio-Communications’ is te vinden dat PCH in die tijd met radiotelegraaf- en -telefoonverkeer de derde plaats in Europa innam. De eerste en tweede plaats waren voor de grootste zeevarende naties Groot-Brittannië en Noorwegen. Dit kwam overeen met de aantallen met radio uitgeruste schepen van deze drie landen. Onder Britse vlag waren dat er ruim 6000, onder Noorse vlag ruim 4000 en onder Nederlandse vlag ruim 1000.

De stormramp van 1953

Het aantal ontvangen noodseinen op de internationale noodfrequenties 500 kc/s voor radiotelegrafie en 1650 kc/s (later 2182 kc/s) voor radiotelefonie nam als gevolg van de snel groeiende wereldvloot ook toe. PCH was verantwoordelijk voor het aan Nederland toegewezen deel van de Noordzee. Hoe belangrijk die rol was, bleek tijdens de storm die in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 over de Noordzee raasde en die volgens deskundigen “de hevigste en vooral langdurigste storm sinds mensenheugenis” was. Langs de Nederlandse kust raakten maar liefst 28 schepen in nood. Tegelijkertijd kwamen over de radio steeds meer verzoeken om hulp uit het Zeeuwse en Zuid-Hollandse rampgebied die doorgegeven moesten worden aan hulpverlenende instanties. Bij dit alles kwam nog dat het kuststation zelf ook bedreigd werd: de kelder waar veel vitale apparatuur stond, dreigde onder water te lopen.

Voor de afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer bestond natuurlijk een draaiboek; voor de andere twee calamiteiten moest een beroep worden gedaan op het aanwezige improvisatievermogen.

De wateroverlast in de kelder kon gelukkig worden bestreden. Hierin slaagde Scheveningen Radio beter dan de collega’s van het Engelse kuststation Humber Radio dat door wateroverlast uit de lucht verdween.

De verbindingen met het rampgebied, waar de dijken door het geweld van de springvloed waren ondermijnd, werden vanuit de radiotelefonie in eerste instantie gevoerd op een werkkanaal. Doordat er echter steeds meer hulpverlenende schepen bijkwamen, werd het zendstation in Scheveningen gevraagd snel een tweede zender klaar te maken. Deze was op 2 februari gereed. Het personeel dat overuren maakte, schonk de betaling voor de extra uren aan het Nationaal Rampenfonds.

Lange-, midden-, kortegolven en de nieuwe VHF

Eind jaren ’50 vonden nieuwe ontwikkelingen plaats. De belangrijkste was in 1958 de komst van de VHF (Very High Frequency). In Nederland werd hiervoor de mooie naam ‘Marifoon’ bedacht. Tot dan toe was PCH radiotelefonisch in de ether vertegenwoordigd op de middengolf voor het verkeer met schepen op middellange afstand en de kortegolf voor verbindingen over de hele wereld. Op de middengolf konden gesprekken worden gevoerd op de radiotelefoniekanalen Anna, Bernhard, Cornelis, Dirk, Eduard, Ferdinand en Isaac. Niet alleen visserijschepen op de Noordzee maakten veelvuldig gebruik van deze kanalen, maar ook thuisvarende koopvaardijschepen die het Kanaal binnenvoeren. De bemanning, vaak bevangen door ‘kanaalkoorts’, belde dan (veel goedkoper dan via de kortegolf) met de familie thuis om door te geven hoe laat ze in Nederland dachten af te meren.

De antennes van kanaal Ferdinand stonden gericht op het Noorden. Met gunstige radiocondities konden verbindingen tot in de Botnische Golf worden gemaakt.

In de kortegolf waren er ‘loketten’ in de 4, 8, 12, 16 en 22 MHz waar, afhankelijk van de radiocondities, wereldwijde verbindingen werden gemaakt.

Vanouds werd ook een telefoniezender op de langegolf (1071 m) gebruikt die qua bereik viel tussen de middengolf en de onderkant van de kortegolf. Hierbij moet gedacht worden aan een bereik tot in het Kanaal overdag en na zonsondergang tot de Golf van Biskaje. Deze zender werd in de vijftiger jaren hoofdzakelijk gebruikt voor eenzijdige uitzendingen. Er vielen mededelingen aan vissersschepen, beurskoersen, persberichten, mededelingen van het Algemeen Landbouwcomité en van de Nederlandschen Zuivelbond te beluisteren. Deze zender werd in 1957 opgedoekt.

Zo kon een olietanker op reis van de Perzische Golf naar Rotterdam de communicatie met PCH in de kortegolf beginnen en in het Kanaal overgaan op middengolf. Voer de tanker echter de territoriale wateren van Nederland binnen, dan mocht de zendapparatuur niet meer gebruikt worden in verband met storingen op bijvoorbeeld huisradio’s. Alle noodzakelijke radiocommunicatie moest dus gevoerd zijn voor binnenkomst in de haven van Rotterdam. Pas als de haven weer verlaten was, mocht de zender weer gebruikt worden.

Dit ‘communicatiegat’ werd in 1958 gedicht door het openstellen van de dienst VHF. De VHF of marifoon-apparatuur zond met een gering vermogen uit op een zeer hoge frequentie. Omdat radiogolven van deze frequentie niet verder reiken dan de horizon, veroorzaken ze op grotere afstanden geen storing. De marifoon was uitermate geschikt voor communicatie binnen een havengebied. Niet alleen de zeevaart in de havens en langs de kust maakte dankbaar gebruik van dit medium, maar ook de binnenvaart en de pleziervaart. Binnen de kortste tijd bediende PCH een aantal VHF zend- en ontvangstations op afstand die dekking gaven voor de Nederlandse kust, het IJsselmeer en de rivieren. De bekende transitofunctie die Nederland in Europa had, werd met de komst van deze dienst onmiskenbaar verstevigd. De marifoondienst is heel lang een lucratieve dienst geweest maar heeft met de komst van autotelefoon en later GSM zeer veel verkeer moeten inleveren.

Dreiging

De glanzende toekomst van PCH leek nergens door bedreigd te worden, zelfs niet door de lancering van de Russische Spoetnik-1 op 4 oktober 1957. Dit gebeurde twaalf jaar na de publicatie van Clarke met de theoretische verhandeling over geostationaire communicatiesatellieten. De Russische Sputnik-1 (Russisch voor satelliet) bestond uit niet meer dan een soort voetbal met een kleine radiozender, die in de kortegolf bliepjes uitzond die na enkele dagen langzaam wegstierven toen de batterijen uitgeput raakten. De lancering toonde echter wel aan dat het mogelijk was met een raket een satelliet in een baan om de aarde te brengen.

In Amerika – de Koude Oorlog was toen op een hoogtepunt – werd echter met ontzetting op de piepjes uit de ruimte gereageerd. Die ontzetting ging over in een gevoel van betrekkelijke gerustheid toen de Amerikanen op 1 februari 1958 hun Explorer de ruimte injoegen. De lancering van de eerste communicatiesatelliet Telstar-1 in 1962 bracht bezorgdheid bij de bemanningen van radiostations, die het radioverkeer over lange afstand verzorgden. Via Telstar-1 konden namelijk 60 telefoongesprekken tegelijk of één (zwart/wit) televisieprogramma tussen Europa en Amerika worden verzonden. In 1965 werd met de Early Bird de eerste commerciële communicatiesatelliet gelanceerd.

De toekomst van de conventionele radiocommunicatie was niet meer zo vanzelfsprekend.

De TOR

Vooralsnog werd gewerkt aan het totstandkomen van een nieuwe dienst genaamd Telex over Radio, kortweg TOR. De telex over vaste lijnen bestond al vanaf 1920 maar het versturen van telexsignalen via de ether bleek minder eenvoudig. Atmosferische storingen konden een bericht danig verminken. Dr.ir. H.C.A. van Duuren van de Nederlandse PTT bedacht een ingenieus systeem om telexsignalen zonder kans op verminking via de radioweg te versturen. In 1950 werd de eerste TOR-installatie gebruikt op enkele vaste lange afstand (fixe) verbindingen.

Het gebruik van TOR aan boord van schepen bleek minder eenvoudig. In 1959 werden de eerste proeven genomen met TOR tussen PCH en de tanker Tamara. Belangrijke problemen waren de frequentiestabiliteit van zender en ontvanger en de storing die de ontvanger ondervond van de zender. Na tien jaar van proeven nemen werd deze dienst pas echt toegepast in het verkeer tussen PCH en schepen. De mogelijkheid om telexen te kunnen versturen tussen kantoor en schip bleek duidelijk in een behoefte te voorzien. In 1970 werden nog maar 415 TOR-berichten gewisseld; vijf jaar later ruim 30.000. In de eerste jaren moesten schepen zich eerst melden via de telegrafie of telefonie alvorens een verbinding op te bouwen via de TOR. Een bekende klant was het luxe-jacht de ‘Creole/VPTG’ van de Griekse multimiljonair Niarchos die lange zakentelexen met zijn kantoren uitwisselde.

Naarmate de techniek vorderde, bleek er steeds meer mogelijk met TOR. Schepen konden met het kuststation een ‘ARQ-sked’ (Automatic Request Schedule) afspreken. Ze moesten dan frequenties en tijden opgeven waarop naar het kuststation geluisterd werd. Berichten die PCH hen zond, liepen automatisch op de telex aan boord binnen.

Ook waren er zogenaamde FEC (Forwarding Error Correction) uitzendingen. Dat was de broadcast van het TOR-systeem die door alle schepen ontvangen kon worden. Tijdens deze uitzendingen werd alle verkeer voor schepen in havens verzonden. Als een scheepsoperator van plan was de broadcast te ontvangen, moest hij er wel voor zorgen genoeg telexpapier op zijn machine te hebben want het waren soms lange uitzendingen. Als in een haven het scheepsstation voor enige tijd werd gesloten, moest de TOR-apparatuur worden uitgezet. Je liep dan niet het gevaar dat bij terugkomst in de radiohut het telexpapier je al tegemoet kwam.

Later werd het mogelijk berichten selectief (SELFEC) naar een schip te sturen. Het gebeurde dan niet meer dat schepen ook de berichten konden lezen die voor andere schepen waren bestemd.

In 1984 werd de TOR op Scheveningen Radio gedeeltelijk geautomatiseerd. Schepen konden verbinding maken op een TOR-kanaal van PCH en hun berichten zonder tussenkomst van een operator versturen. Het bericht werd vervolgens door het systeem automatisch afgeleverd. In 1987 volgde de volledige automatisering, doordat ook kantoren hun telexberichten rechtstreeks in het systeem konden zetten, waarna deze automatisch aan het schip werden afgeleverd. De tussenkomst van een operator was alleen nog nodig om nieuwe schepen te registreren of om assistentie te verlenen.

Scheveningen Radio had op het hoogtepunt van deze dienst 13 TOR-kanalen, verdeeld over korte- en middengolf, en kon zich daardoor meten met kuststations als Singapore-, Göteborg- (maritex), St. Lys- en Mobile-radio die ook een belangrijk marktaandeel in TOR hadden. In die tijd zag men dit snelle en foutloze systeem als hét alternatief voor de snel groeiende satellietcommunicatie. Jarenlang hebben klanten ook gekozen voor dit aardse systeem maar op den duur werd toch duidelijk dat satellietsystemen de race zouden gaan winnen.